Als we het scherm van de visvinder aflezen, denken we meestal dat de informatie die we zien zich recht onder onze sonar afspeelt. Als we dus een vis op het scherm zien, denken we dat die vis direct onder de sonar zwemt. In werkelijkheid komen de gegevens die we zien uit een groter gebied onder onze sonar. En nog belangrijker, hoe dieper u scant, hoe groter het gebied is waaruit de sonar gegevens ontvangt. Dit komt doordat sonars scannen in de vorm van een kegel .
SONAR staat voor SOund NAvigation Ranging. Een sonarapparaat werkt door middel van pulserende geluidsgolven die onder water omlaag worden gestuurd. Na het raken van een object zoals een vis, vegetatie of de bodem, weerkaatsen deze pulsen terug naar het oppervlak. Het sonarapparaat meet hoe lang de geluidsgolf er over doet om weer terug te keren. Het werkt hetzelfde als de echolocatie die vleermuizen en dolfijnen gebruiken. Met deze informatie kan het apparaat de diepte van het object beoordelen waarop de pulsen weerkaatst worden. Het meet ook de kracht van de terugkomende puls. Hoe harder de objecten, hoe sterker de terugkomende puls.
Na het meten van de terugkomende puls wordt een nieuwe puls uitgezonden. Omdat geluidsgolven onder water met ongeveer 1,5 kilometer per seconde bewegen, kunnen de sonars meerdere pulsen per seconde sturen. De Deeper PRO, Deeper PRO+ 2 en Deeper CHIRP+ 2 zenden 15 pulsen per seconde uit. De terugkerende geluidsgolven worden omgezet in elektrische signalen en daarna weergegeven. Vissers krijgen zo inzicht in de hardheid en de diepte van de bodem en eventuele objecten daar tussenin.